In de familie Redouté was men kunstenaar van vader op zoon. Het begon bij Charles-Joseph Redouté, de overgrootvader van Pierre-Joseph, die schilderde voor de prins-bisschoppen van Luik. De Rozenprins kreeg dus een omvangrijke culturele en beeldende erfenis mee en maakte daar dankbaar gebruik van.
Naast de familie speelt ook de beroemde abdij van Saint-Hubert een rol.
Dom Clément Lefèbvre, geboren in Ciney, abt van Saint-Hubert van 1686 tot 1727, toen bezig met grote werken in de abdijkerk, deed een beroep op de schilder Jean-Jacques Redouté, afkomstig uit dezelfde streek. De grootvader van Pierre-Joseph werkte in Saint-Hubert in de jaren 1720-1730.
De opvolger van Dom Lefèbvre, Dom Célestin De Jong (1727-1760), ondernam de bouw van het kwartier van de abt (1729), een werkgelegenheid voor de schilder Charles-Joseph Redouté, vader van Pierre-Joseph. Hij vestigde zich in Saint-Hubert en trouwde er in 1750 met een meisje van de stad, Marguerite-Josèphe Chalon.
In 1782 trok de 23-jarige Pierre-Joseph naar Parijs op uitnodiging van zijn oudere broer Antoine-Ferdinand die er schilder-decorateur was. Hij werkte onder andere voor het Théâtre Italien, het Palais-Royal, en schilderde decors in de kastelen van Compiègne en Malmaison. Pierre-Joseph vergezelde hem twee jaar lang.
Daarna stelde Pierre-Joseph meer dan 50 jaar lang zijn erkend schilderstalent ten dienste van plantkundigen.
L’Héritier de Brutelle, magistraat van opleiding, geboeid door plantkunde, wijdde hem in in het bestuderen van planten en leerde hem ze met nauwkeurigheid en wetenschappelijke juistheid te tekenen. Hij opende voor Pierre-Joseph de deuren naar de roem.
Veel andere plantkundigen kwamen onder de bekoring van de kwaliteit van zijn illustraties en deden een beroep op zijn diensten: De Candolle, Ventenat, Rousseau, Michaux, enz.
Europa stuurde toen zijn ontdekkingsreizigers de wereld in. Dombey, Cook, Humboldt, La Pérouse, d'Entrecasteaux en anderen werden vaak vergezeld door plantkundigen die in het scheepsruim de meest diverse exotische planten terugbrachten. Pierre-Joseph Redouté werkte mee aan het tekenen van een deel van de wereldflora.
In de zestiende eeuw was de grote Duitse schilder Albrecht Dürer een voorloper van de aquarel. Tot in de achttiende eeuw zal de aquarel, Dürer uitgezonderd, slechts een documentaire waarde hebben, en altijd in de schaduw staan van de olieverfschilderingen die als enige als artistiek waardevol werden beschouwd.
De eerste vereniging van aquarelschilders ter wereld werd in Engeland opgericht.
Frankrijk maakte pas echt kennis met de aquarel op het einde van de achttiende eeuw. Op het toneel verschijnen dan namelijk Hubert Robert, Chapalle, Van Spaendonck en de gebroeders Redouté, Pierre-Joseph en de jongere Henri-Joseph.
Henri-Joseph werd samen met zijn broer Pierre-Joseph aangeworven door het Natuurhistorisch Museum om verder te bouwen aan de prestigieuze collectie velijnen, de eerste voor de dierkunde en de tweede voor de plantkunde.
Pierre-Joseph zal de populairste van de familie blijven, maar Henri-Joseph was beslist ook een uitstekende aquarelschilder. Laten we niet vergeten clat Henri-Joseph deel uitmaakte van een commissie voor Wetenschappen en Kunsten die Bonaparte naar Egypte vergezelde. Henri-Joseph zal ook meewerken aan de beroemde Description de l'Egypte, de beschrijving van de waarnemingen en het onderzoek in Egypte tijdens de expeditie van het Franse leger.
Van dat ogenblik af werd de aquarel erkend als een volwaardige kunstuiting die op zichzelf stond.
Omdat de vraag naar aguarellen zeer groot werd, moest Pierre-Joseph een snellere en goedkopere reproductietechniek gebruiken: de diepdruk. Pierre-Joseph blonk vooral uit in prenten die hij uitvoerde met een tandwiel om puntjes in het metaal (koper) te verkrijgen, ook 'stippen' genoemd. Door het verschil in dichtheid van de punten kon hij spelen met licht en schaduw.
Pierre-Joseph Redouté heeft talloze bloemen geschilderd, maar zijn rozen worden beschouwd als de top van zijn kunst en leggen hun anders zo vluchtige schoonheid voor de eeuwigheid vast.
Van 1817 tot 1824 publiceert hij de drie delen van de Roses, een verzameling van 169 prenten begeleid door wetenschappelijke beschrijvingen van de plantkundige Claude-Antoine Thory.
De rozen van Pierre-Joseph Redouté wisten grote namen uit de geschiedenis te bekoren, zoals koningin Marie-Antoinette, keizerin Joséphine, echtgenote van Napoleon I en de eerste Belgische koningin, Louise-Marie d'Orléans.
Een betere reclame kon professor Redouté zich niet indenken, dan in bet Museum van Parijs les te geven aan de beroemdste dames van de Parijse aristocratie en adel.